17946 |
met grote stappen lopen |
greiden:
graie (Q035p Brunssum)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17945 |
met kleine stapjes lopen |
dribbelen:
B.v. zuug hem mit zien korte binkes dribbele.
dribbele (Q035p Brunssum)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22508 |
met kleppers rondlopen |
klepperen:
klepperen (Q035p Brunssum)
|
Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bizǝ (Q035p Brunssum)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
25530 |
met sterke werking |
straffe:
straffe (Q035p Brunssum)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van goede of buitenlandse bloem. Deze bloem stijft vlugger en neemt meer vocht op. [N 29, 16]
II-1
|
19062 |
met tegenzin |
tegen zijn zin:
tege miene zinne (Q035p Brunssum),
tege ziene zinne (Q035p Brunssum)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
zouwelen:
zouwələ (Q035p Brunssum)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
32803 |
met vollen eggen |
met vollen [eggen]:
met ˲vǫlǝ (Q035p Brunssum)
|
Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.]
I-2
|
25531 |
met zwakke werking |
nat:
nāt (Q035p Brunssum),
slap:
slap (Q035p Brunssum)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van bloem die nat is of geen weerstand heeft. Deze bloem is in het algemeen van inlandse komaf en daardoor zou men zeggen van slechtere kwaliteit [N 29, 16]
II-1
|
18379 |
metalen uiteinde van een schoenveter |
tuitje:
Van Dale: 1. tuit, 1. punt, spits toelopend einde van een voorwerp.
tütje (Q035p Brunssum)
|
metalen uiteinde van een schoenveter [malie] [N 24 (1964)]
III-1-3
|