20923 |
mossel |
mossel:
moesjel (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
mossel [SGV (1914)]
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mostert (Q035p Brunssum)
|
mosterd [SGV (1914)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q035p Brunssum)
|
mot [SGV (1914)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moter:
motər (Q035p Brunssum)
|
motor [RND]
III-3-1
|
28350 |
motorgoot |
aandrijfrutsche:
āndrīfrutš (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84]
II-5
|
28347 |
motorraam |
motorraam:
motorraam (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Wilhelmina])
|
IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616]
II-5
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motregen (Q035p Brunssum),
smiesregen:
schmies regen (Q035p Brunssum)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
miezelen:
mīĕzələ (Q035p Brunssum),
ət mĭĕzəlt (Q035p Brunssum),
zouwelen:
het zauwelt (Q035p Brunssum)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mōt (Q035p Brunssum)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
moe (Q035p Brunssum)
|
mouw [SGV (1914)]
III-1-3
|