id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21857 | onbruikbare voorraad | slechte waar: schlechte waar (Brunssum) | allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)] III-3-1 |
27666 | onder de douche staan | poekelen: pukǝlǝ (Brunssum [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.] II-5 |
18584 | onderbroek | onderbroek: ongerbrook (Brunssum) | Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3 |
24637 | ondereinde van de stam | stam: WLD shtam (Brunssum) | Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18401 | ondergoed | lijnwaad: lievent (Brunssum), ondergoed: ongergood (Brunssum) | ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] III-1-3 |
32731 | ondergronden, woelen | ondergronden: oŋǝrgronjǝ (Brunssum) | Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1 |
27174 | ondergronds | onderin: oŋǝren (Brunssum [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)] [Maurits]) | Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.] II-5 |
21351 | onderhands | uit de hand: oet de hantj (verkoopen) (Brunssum) | onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1 |
18257 | onderhemd | hemd: e šjoen hèmt (Brunssum), hemd (Brunssum), hèmd (Brunssum), onderhemd: ongerhaemd (Brunssum), ongerheemp (Brunssum) | hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3 |
18313 | onderjurk | combinaison (fr.): combinaison (Brunssum), onderschort: ongerschort (Brunssum) | onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3 |