20534 |
stoven |
smoren:
sjmooren (Q035p Brunssum),
stoven:
sjtoow⁄və (Q035p Brunssum),
štove (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
sjtroat (Q035p Brunssum)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
19538 |
straatbezem |
straatbezem:
straot-bessem (Q035p Brunssum)
|
bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
goot:
gut (Q035p Brunssum)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20301 |
straf geven |
straffen:
štroave (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum,
Q035p Brunssum)
|
straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)]
III-2-2
|
22870 |
strafschop |
penalty (eng.):
penalty (Q035p Brunssum)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
27940 |
strekijzer |
ijzeren schoor:
īzǝrǝ šǭr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Maurits]),
strekijzer:
štrɛkīzǝr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
IJzer voorzien van haak en klem om metalen ondersteuningen in een mijngang tegen verschuiven te verankeren. [N 95, 365; N 95, 416; monogr.]
II-5
|
27989 |
strekking |
het strijken van de laag:
dt štrikǝ van dǝ loax (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Als de hellende koollaag het horizontale vlak, bijvoorbeeld de "verdieping", snijdt, kan men zich een snijlijn denken. Deze snijlijn loopt dus altijd horizontaal en ligt tegelijkertijd in de koollaag. Dit is de strekkingslijn of de strekking. [N 95, 519; N 95, 393; monogr.]
II-5
|
18776 |
streng |
hel:
helu (Q035p Brunssum),
strang:
štraŋk (Q035p Brunssum)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] || niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)]
II-7, III-1-4
|
19083 |
streng (bn.) |
strang:
štrang (Q035p Brunssum)
|
streng (bijv. nw.) [SGV (1914)]
III-1-4
|