e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitglijden uitlitsen: oetlitsje (Brunssum), uitschampen: oetsjampe (Brunssum) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uithoren: oetheurn (Brunssum), uitvissen: oetvušje (Brunssum) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] || uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitleggen uitleggen: Eng i  oetligge (Brunssum), verduitsen: vərdŭŭtsjə (Brunssum), vərdŭŭt⁄sjə (Brunssum) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] || verklaren [SGV (1914)] III-3-1
uitneembaar frontje frontje: fröntje (Brunssum), inzetseltje: moeilijk leesbaar  iselske (Brunssum) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen uitnoden: oetnuŭ (Brunssum) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri de dracht zien: dǝ draxt zin (Brunssum) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11
uitschelden schelden: sjéllə (Brunssum), šjelje (Brunssum, ... ), soms  šjejje (Brunssum, ... ), uitschelden: oetschĕlju (Brunssum) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitslag onder de neus uitslag: oetschlaag (Brunssum), ōētsjlààch (Brunssum) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2
uitslag vertonend brandig: brɛnjex (Brunssum) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitsliepen uitsliepen: ee‧mes oetsjlie‧pe (Brunssum) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2