e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viool fiengelieng: NB viengelienge: spelen, krassen op de viool.  viengelieng (Brunssum), viool: viool (Brunssum) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool. III-3-2
viooltje viooltje: WLD  vieulkus (Brunssum) [N 92 (1982)] I-7
vis, algemeen vis: vušje (Brunssum), Eng. u  vuš (Brunssum) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
visaas aas: oas (Brunssum) aas [SGV (1914)] III-4-2
vissen vissen: vusjen (Brunssum), vušje (Brunssum, ... ) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vissnoer snoer: sjnoor (Brunssum) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
visvangst vangst: vangs (Brunssum) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaaischotel vlaschotel: vlaasjottel (Brunssum) schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)] III-2-1
vlaams vlaams: vlaams (Brunssum) Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merkef (Brunssum), merkuf (Brunssum, ... ), mérkuf (Brunssum), mérköf (Brunssum, ... ) gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai III-4-1