e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwe widvrouw: wet˃vroͅu̯ (Brunssum), widvrouw (Brunssum) weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar widman: wetman (Brunssum), widman?? (Brunssum) weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: štof (Brunssum, ... ) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weegtoestel waag: wǭx (Brunssum) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
weelde welmoed: waalmoot (Brunssum) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde allerheiligenzomer: Allerheilige zoemer (Brunssum), oudewijvenzomer: Ouwe wieven zoemer (Brunssum) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerborstel weerwas: weerwas (Brunssum) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten lichten: leechte (Brunssum), weerlichten: wairleechte (Brunssum), wèèrleechte (Brunssum) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wèr (Brunssum), wêêr (Brunssum) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wèrwoof (Brunssum) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3