21131 |
woest, wild rijden |
razen:
razn (Q035p Brunssum)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24776 |
wolfskers |
belladonna:
WLD
belladon (Q035p Brunssum)
|
Wolfskers (atropa belladonna). Plant uit bosrijke bergstreken, als artsenij-gewas gekweekt en soms verwilderd. De bladeren zijn gaafrandig met 1 tot 3, meestal enigszins overhangende, paarsachtig bruine bloemen in de oksels. De bessen zijn zwart en zeer g [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24697 |
wollegras |
pluis:
WLD
pluus (Q035p Brunssum)
|
Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
wonj (Q035p Brunssum),
wònj (Q035p Brunssum)
|
Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23337 |
wonder |
wonder:
wonjer (Q035p Brunssum)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
hoeze (Q035p Brunssum),
nest bouwen:
nis boewən (Q035p Brunssum),
wonen:
(oe van boeren).
woene (Q035p Brunssum)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
woonwagen:
woenwaagn (Q035p Brunssum)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
woert (Q035p Brunssum),
wuərt (Q035p Brunssum)
|
woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
knoesels:
(enk)
knōzǝl (Q035p Brunssum)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21096 |
wormsteek (subst.) |
wormlook:
wormlaok (Q035p Brunssum)
|
wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)]
III-2-3
|