e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzakken ineengaan: enē gǭn (Brunssum) Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b] II-1
inzakken of inzakking scheuren: šø̄rǝ (Brunssum) Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.] II-1
inzakken, zich zetten doorzakken: doǝrzakǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Zolder]) Gezegd van de daklaag, wanneer deze zakt. Door de koolontginning maakt men ruimte in de koollaag. Door het enorme gewicht dat zowel op de koollaag als op de gesteentelagen drukt, willen de daklagen boven de gemaakte ruimte gaan zakken (Driessen pag. 152-153). Deze druk kan een steun zijn bij het werk van de koolhouwer, omdat ze een wat brekende werking uitoefent op de resterende koollaag. [N 95, 524; N 95, 389] II-5
inzet bij het spel pot: pot (Brunssum), zaadje: knikker als inzet  zoeutje (Brunssum) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] III-3-2
inzouten zouten: zoute (Brunssum, ... ) zouten (mv.?) [SGV (1914)] III-2-3
iris het wit van het oog: ut wit van ut oog (Brunssum) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)] III-1-1
jaarring jaarring: jǭreŋk (Brunssum) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11
jacquetjak jacquetjak (<fr.): sjeketjak (Brunssum) jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)] III-1-3
jacquetpak jacquet (<fr.): sjeket (Brunssum), sjekit (Brunssum), slip: schlep (Brunssum) jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)] III-1-3
jak jak: jak (Brunssum, ... ), jakje: jekske (Brunssum), kazavek: kasjevék (Brunssum) jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)] III-1-3