25622 |
inzakken |
ineengaan:
enē gǭn (Q035p Brunssum)
|
Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b]
II-1
|
25626 |
inzakken of inzakking |
scheuren:
šø̄rǝ (Q035p Brunssum)
|
Het inzakken of de inzakking van het brood, ontstaan doordat de deegpunten niet over elkaar vallen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 71; monogr.]
II-1
|
28035 |
inzakken, zich zetten |
doorzakken:
doǝrzakǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Zolder])
|
Gezegd van de daklaag, wanneer deze zakt. Door de koolontginning maakt men ruimte in de koollaag. Door het enorme gewicht dat zowel op de koollaag als op de gesteentelagen drukt, willen de daklagen boven de gemaakte ruimte gaan zakken (Driessen pag. 152-153). Deze druk kan een steun zijn bij het werk van de koolhouwer, omdat ze een wat brekende werking uitoefent op de resterende koollaag. [N 95, 524; N 95, 389]
II-5
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (Q035p Brunssum),
zaadje:
knikker als inzet
zoeutje (Q035p Brunssum)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zoute (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
het wit van het oog:
ut wit van ut oog (Q035p Brunssum)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
34074 |
jaarring |
jaarring:
jǭreŋk (Q035p Brunssum)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
jacquetjak (<fr.):
sjeketjak (Q035p Brunssum)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjeket (Q035p Brunssum),
sjekit (Q035p Brunssum),
slip:
schlep (Q035p Brunssum)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
jak:
jak (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum,
Q035p Brunssum),
jakje:
jekske (Q035p Brunssum),
kazavek:
kasjevék (Q035p Brunssum)
|
jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|