21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
afzetten:
aafzette (L426p Buchten)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
aftrę̄i̯ǝ (L426p Buchten)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
25378 |
het ruggemerg doorsnijden of -steken |
in de knik steken:
en dǝ knek štēkǝ (L426p Buchten)
|
Het ruggemerg doorsnijden of -steken, opdat het dier sneller doodgaat. [N 29, 38; N 28, 6; monogr.]
II-1
|
27853 |
het schietgat laden |
bezetten:
bǝzętǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De schietlading in het schietgat plaatsen. Wat betreft het woordtype "bezetten", hierbij is sprake van een begripsverwarring. Volgens zowel de Mijnbouwkundige Nomenclator (pag. 61) als Vanwonterghem (pag. 64) en Lochtman (pag. 73) wordt deze term gebruikt voor "het afsluiten van een met springstof gevuld gat met behulp van een prop" (zie ook het lemma Opproppen). Volgens MBK II, pag. 33 verstaat men onder "bezetten": "het aanbrengen van de lading in het boorgat door of onder onmiddellijk toezicht van de schiethouwer." Het woordtype "bezetten" komt dan ook zowel voor in dit lemma als in het lemma Opproppen. [N 95, 405; monogr.]
II-5
|
25423 |
het varken ophangen |
op de ladder hangen:
op dǝ lęjǝr haŋǝ (L426p Buchten)
|
Het varken wordt liggend op de rug op de ladder vastgebonden. Een stok wordt tussen de poten en het been van de achterste poten doorgestoken en vastgebonden aan de bovenste sporten van de ladder. [N 28, 67; monogr.]
II-1
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
stukkeren:
stø̜kǝrǝ (L426p Buchten),
uitstukken:
ūtštø̜kǝ (L426p Buchten)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aanstoken:
astöke (L426p Buchten)
|
aanstoken [SGV (1914)]
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
oètdoon (L426p Buchten),
uitmaken:
oètmake (L426p Buchten)
|
Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20404 |
heten |
heten:
heite (L426p Buchten)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|
17645 |
heup |
heup:
hö:p (L426p Buchten),
höp (L426p Buchten)
|
heup [SGV (1914)] || heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|