e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knie knie: kneen (Buchten), knéé:n (Buchten) knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knēbanjtj (Buchten) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
kniebeschermer kniebeschermer: knibǝšɛrmǝr (Buchten  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Bescherming voor de knieēn, vooral noodzakelijk in lage pijlers. De "knielap" was volgens een invuller uit Q 121 van vilt, de "knieschoner" van leer. [N 95, 885; monogr.] II-5
knieholte hees: ēesə (Buchten) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
kniezen kniezen: knieze (Buchten) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen nijpen: niepe (Buchten), pitsen: pitsje (Buchten) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikken doorbuigen: dōrbø̜jgǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Gezegd van een stijl die door te zware belasting doorbuigt. [N 95, 357; monogr.] II-5
knikker huif: huif (Buchten) knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Buchten) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knikkertermen inke(s): Opm. zie tekening!  inke (Buchten), opleggen: (= 8 knikkers bij 8 knikkers doen).  oplègge (Buchten), reuzelen: (= zacht knikkeren).  roezele (Buchten) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2