e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neet, luizenei neet: neet (Buchten) neet [SGV (1914)] III-4-2
negenoog negenoger: neugenuiger (Buchten) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
nek nek: nàk (Buchten) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken nemen: numme (Buchten), pakken: pakke (Buchten) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
nerf van de weide zode: zōi̯ (Buchten) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nest nest: nès (Buchten), nèster (Buchten) nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1
nestei nestei: nęsęi̯ (Buchten) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12
neus neus: naas (Buchten, ... ) neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
neus (spotnamen) gevel: gevel (Buchten), snuit: snōēt (Buchten) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neusgaten: naasgater (Buchten) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1