23201 |
biechten (gaan) |
zich biechten (gaan):
zich bichte (L426p Buchten)
|
biechten [SGV (1914)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
beeje (L426p Buchten),
Volgens de informant van Born (L 428).
be.jə (L426p Buchten)
|
bieden [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
beer (L426p Buchten)
|
bier [SGV (1914)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
slemp:
Syst. WBD
sjlemp (L426p Buchten)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
biersoep:
Syst. WBD
beersop (L426p Buchten)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
biest:
bis (L426p Buchten),
bēs (L426p Buchten)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
koppen:
kø̜p (L426p Buchten)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
krotenmolen:
krōǝtǝmø̄lǝ (L426p Buchten),
krǭtǝmø̄lǝ (L426p Buchten)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33243 |
bietenplantjes |
krotenplantjes:
krōtǝplęntjǝs (L426p Buchten)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
aftrekken:
āftrękǝ (L426p Buchten),
dunnen:
dønǝ (L426p Buchten),
uitdunnen:
utdønǝ (L426p Buchten)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|