e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastoorsstuk proef: prōf (Buchten) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pastorie pastorie: pasterie (Buchten) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites patat friet: Syst. WBD  petat-frit (Buchten) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
patrijs patrijs: patries (Buchten) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroon patroon: pǝtrǭwn (Buchten  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Springstofpatroon. De springstofpatronen die in de mijn gebruikt worden, zijn ongeveer 12 tot 15 cm lang, hebben een diameter van ongeveer 3 cm en wegen 100 gram (Vanwonterghem pag. 87). [N 95, 424; N 95, 420; monogr.; Vwo 219; Vwo 588] II-5
paus paus: paus (Buchten) paus [SGV (1914)] III-3-3
peetoom peternonk: peternonk (Buchten), pèternonk (Buchten), cf. VD s.v. "nonk(el)  peternonk (Buchten) peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante paat: cf. WNT s.v. "paat"gew. bijv. van "peet". Petemoei, petemeu, doopmoeder  paat (Buchten) meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
pekel pekel: pēkǝl (Buchten) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip tijn: tīn (Buchten), varkenskuip: vɛrkǝskȳp (Buchten) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1