28359 |
remschijftransporteur |
remschijftransporteur:
rɛmšīftranspǫrtø̄r (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits]),
stuwtoer:
stywtūr (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.]
II-5
|
21358 |
rente |
rente:
rènte (L426p Buchten)
|
rente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21359 |
rentenier |
rentenier:
rèntjeneer (L426p Buchten)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
rènkmeister (L426p Buchten)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
20559 |
rest in het glas |
klats:
klatsj (L426p Buchten),
klatsje:
kletske (L426p Buchten)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (L426p Buchten),
net:
nèt (L426p Buchten),
snoek:
sjnook (L426p Buchten),
snoek (mv.):
sjneuk (L426p Buchten)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
vliegen:
vleege (L426p Buchten)
|
vliegen [SGV (1914)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
dasse (L426p Buchten),
tam:
taam (L426p Buchten),
wild:
wildj (L426p Buchten)
|
das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
25438 |
reuzel |
verenvet:
vērǝvɛt (L426p Buchten)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
17655 |
rib |
rib:
rub (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
rib [SGV (1914)] || rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|