18785 |
borduren |
borduren:
bordure (L426p Buchten)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
27335 |
boren |
boren:
bǭrǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor het maken van boorgaten. Volgens Vanwonterghem (pag. 73) is het woordtype "boren" ook van toepassing op het maken van diepboringen. Het is daarom ook opgenomen in het lemma Diepboren. [N 95, 801; Vwo 167]
II-5
|
21302 |
borg |
borg:
börg (L426p Buchten)
|
borg [SGV (1914)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
borrel:
borrel (L426p Buchten),
drupje:
dröpke (L426p Buchten),
schnaps-je:
schnepske (L426p Buchten)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrele (L426p Buchten)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
drupjesglaasje:
dropkesglaaske (L426p Buchten),
schnapsglaasje:
sjnapsglééske (L426p Buchten)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19497 |
borstel |
borstel:
beustel (L426p Buchten)
|
borstel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
borstelig haar:
beustelig haor (L426p Buchten)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bors (L426p Buchten)
|
borst(kas) [SGV (1914)]
III-1-1
|
28219 |
borstlamp |
borstlamp:
borslamp (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|