24832 |
donderkruid |
reinvaart:
reinvaart (L426p Buchten)
|
donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25122 |
donderslag |
helle slag:
helle slaag (L426p Buchten)
|
hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
hommelkoppen:
hommelköp (L426p Buchten),
onweerswolken:
onwéérswouke (L426p Buchten)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
hommel:
de⁄n hommel (L426p Buchten),
hommel (L426p Buchten)
|
donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
dit zegt men voor bèèr!
dónkel (L426p Buchten),
duister:
duuster (L426p Buchten),
dit zegt men voor wéér!
duuster (L426p Buchten)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
doad (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodkist:
doadkes (L426p Buchten),
doodskist:
doadskes (L426p Buchten)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodshemd:
doodshumme (L426p Buchten),
doodskleed:
Wit lijkwaad; ook wel pyama, ook wel costuum (meer sporadisch).
doodskleid (L426p Buchten)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
25374 |
doodsteken |
hals afsnijden:
hals āfšniǝ (L426p Buchten),
kapotsteken:
kapǫt štēkǝ (L426p Buchten),
steken:
štēkǝ (L426p Buchten)
|
Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.]
II-1
|
17787 |
doof |
doof:
douf (L426p Buchten)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|