27692 |
elektrische centrale |
de elektrische:
dǝ elɛktrišǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
[N 95, 21]
II-5
|
28366 |
elektromonteur |
elektricien:
lɛktrižę̄n (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146]
II-5
|
24504 |
els |
zuil:
zyl (L426p Buchten),
zȳl (L426p Buchten)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
28160 |
engelse sleutel |
engelse sleutel:
ęŋǝlšǝ šlø̄tǝl (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
worm:
wurm (L426p Buchten, ...
L426p Buchten)
|
engerling, meikeverlarve [DC 18 (1950)] || larve vd meikever [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
enkel (L426p Buchten),
èngkel (L426p Buchten)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dubbeldik glas:
dø̜bǝldek ˲glās (L426p Buchten),
enkeldik glas:
ɛŋkǝldek (L426p Buchten)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
33605 |
enten |
gruffelen:
gruffele (L426p Buchten)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
33610 |
erf |
goed:
gōt (L426p Buchten)
|
I-7
|
28031 |
erlangs werken |
derlangs werken:
derlaŋs werkǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Emma])
|
Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11]
II-5
|