e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buggenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaar scheer: šēr (Buggenum) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
schaatsen schaatsen: sjaatse (Buggenum) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaden (ww.) schaden: sjaje (Buggenum) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer scheem: sjeem (Buggenum) schaduw [SGV (1914)] III-4-4
schaften rusten: röste (Buggenum), schoften: sjoefte (Buggenum) schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd schofttijd: sjoefttied (Buggenum) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: sjanj (Buggenum) schande [SGV (1914)] III-3-3
schede schede: sjei (Buggenum) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: sjeen (Buggenum, ... ) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
schelden, schimpen de gek steken: de gek stêke (Buggenum), schelden: sjelje (Buggenum), voor gek houden: ver gek hoaje (Buggenum) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4