| 28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L323p Buggenum)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
| 18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L323p Buggenum),
frānjǝl (L323p Buggenum)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
| 20494 |
fruit eten |
snaaien:
schnaaie (L323p Buggenum)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20536 |
fruiten |
fruiten:
fruite (L323p Buggenum)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 22851 |
fuik |
fuik:
foek (L323p Buggenum)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 24149 |
fuut |
fuut:
fuut (L323p Buggenum)
|
fuut (vogel) [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 17807 |
gaan |
gaan:
goan (L323p Buggenum)
|
gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 20530 |
gaar |
gaar:
gaar (L323p Buggenum)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 21314 |
galgenaas |
crapule (fr.):
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
krapūūl (L323p Buggenum)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19375 |
gang |
gang:
gank (L323p Buggenum)
|
gang [SGV (1914)]
III-2-1
|