34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoek:
zidōk (Q096p Bunde)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
20525 |
flensje |
flensje:
flensje (Q096p Bunde)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
flume (Q096p Bunde),
fluimpje dreffen:
fluumke dreffe (Q096p Bunde)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25240 |
fris weer |
kouwelijk:
kèjeluk (Q096p Bunde)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20536 |
fruiten |
braden:
brojen (Q096p Bunde)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17807 |
gaan |
gaan:
Normaal gebruik.
goon (Q096p Bunde)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
zich leggen:
hét zich gelag (Q096p Bunde)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (Q096p Bunde)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20305 |
garde |
gots:
cf. Haspengouws Id. s.v. "gotsen"= slaan
gootsj (Q096p Bunde)
|
een garde, een bosje rijshout om kinderen mee te straffen [gard, roe, wies] [N 87 (1981)]
III-2-2
|