e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bunde

Overzicht

Gevonden: 1006
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hengst hengst: heŋs (Bunde) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
herdershond herdershond: hęrdǝršhǫnt (Bunde), schaapshond: šǭpshǫnt (Bunde), schepershond: šīǝpǝrshǫnt (Bunde) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschup: šɛpǝršø̜p (Bunde) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herik herik: hērek (Bunde) Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5
herkauwen neringen: (de koe heeft) gǝnereŋt (Bunde), nereŋǝ (Bunde) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
herstemmen stemmen: sjtumme (Bunde) opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)] III-3-1
het vuur doven doven: douve (Bunde), laten uitgaan: de kachel laoten oetgoon (Bunde), et fuur laoten ōētgoon (Bunde), uit laten gaan: oet laote goon (Bunde) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
heup heup: heup (Bunde, ... ) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte pukkel: pokkel (Bunde) heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] III-4-4
hiel hak: hak (Bunde, ... ), hàk (Bunde), vers: veersch (Bunde), veersj (Bunde), RK: Mv.? - WNT verzen...  veersje (Bunde, ... ) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hiel (van de voet) [ZND m] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1