33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (Q096p Bunde)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
34440 |
herdershond |
herdershond:
hęrdǝršhǫnt (Q096p Bunde),
schaapshond:
šǭpshǫnt (Q096p Bunde),
schepershond:
šīǝpǝrshǫnt (Q096p Bunde)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
šɛpǝršø̜p (Q096p Bunde)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24877 |
herik |
herik:
hērek (Q096p Bunde)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
neringen:
(de koe heeft) gǝnereŋt (Q096p Bunde),
nereŋǝ (Q096p Bunde)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
21713 |
herstemmen |
stemmen:
sjtumme (Q096p Bunde)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19415 |
het vuur doven |
doven:
douve (Q096p Bunde),
laten uitgaan:
de kachel laoten oetgoon (Q096p Bunde),
et fuur laoten ōētgoon (Q096p Bunde),
uit laten gaan:
oet laote goon (Q096p Bunde)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
17645 |
heup |
heup:
heup (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
pukkel:
pokkel (Q096p Bunde)
|
heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde,
Q096p Bunde),
hàk (Q096p Bunde),
vers:
veersch (Q096p Bunde),
veersj (Q096p Bunde),
RK: Mv.? - WNT verzen...
veersje (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hiel (van de voet) [ZND m] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|