21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
sjenderm (Q096p Bunde)
|
een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
boongard:
boangeert (Q096p Bunde)
|
[ZND 23 (1937)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōt (Q096p Bunde),
rode kroot:
rui̯ krōt (Q096p Bunde)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
dè, dè, dè:
dę dę dę (Q096p Bunde)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
dè, dè, dè:
dę dę dę (Q096p Bunde),
kom:
kø̜m (Q096p Bunde)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
21362 |
roepen |
kweken:
kweken (Q096p Bunde)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25088 |
roest |
roest:
ros (Q096p Bunde)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21363 |
roezemoezen |
smoezen:
Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.
smoezen (Q096p Bunde)
|
druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
zwerven:
zwerve (Q096p Bunde)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20676 |
room |
hemd van pastoor:
hømǝ van pǝštōr (Q096p Bunde),
room:
rǫu̯m (Q096p Bunde)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|