e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095a plaats=Caberg

Overzicht

Gevonden: 1390
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitze (Caberg) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneuzen knutsen: WBD/WLD  knutsje (Caberg) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
kniezen kniezen: kneize (Caberg), treuren: treure (Caberg) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Caberg), pitsen: pitse (Caberg) Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikker huif: meͅt høyvə sp"lə (Caberg) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkeren huiven: huiven (Caberg), met huiven spelen: meͅt høyvə sp"lə (Caberg) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knipogen een oogje knippen: n öuigske knippe (Caberg) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knoeier nalatige, een -: ⁄ne naoliessige (Caberg), onnut: ⁄nen oonnut (Caberg), veropzakker: verrobzakker (Caberg) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest knoest: WBD/WLD  ’ne knous (Caberg) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knokkelkuiltjes kuiltjes: köüilkes (Caberg), putjes: pötsjes (Caberg) deukjes, De ~ op de gewrichten tussen de hand en vinger. [N 84 (1981)] III-1-1