e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Caberg

Overzicht

Gevonden: 1390
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaperig dommelig: dommeleg (Caberg), slaperig: slaopereg (Caberg) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slecht dragend ijs dun ijs: dun ies (Caberg) slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
slecht groeien een kreupel blijven: ne kruppel blieve (Caberg) Slecht groeien, gezegd van een kind (kooieren). [N 84 (1981)] III-1-1
slecht mens, slechte kerel batraaf: ⁄n batteraof (Caberg), doodvaller: (= plat gezegd).  ⁄nen doedvaller (Caberg), kees: ⁄n kees (Caberg), schoft: ⁄ne sjof (Caberg), smeerlap: ⁄n smeerlap (Caberg), vetlap: (= plat gezegd).  ⁄ne vetlap (Caberg) iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht weer, hondenweer hondenweer: hóndeweer (Caberg), schouw (weer): (= lelik).  sjouw (Caberg), slecht (weer): slèch (Caberg) ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)] III-4-4
slechtgehumeurd (zijn) chagrijnig: sjegrijnig (Caberg), grijnetig: grijnetig (Caberg), grommelig: grommeleg (Caberg), grozig: graozig (Caberg), grauzig (Caberg, ... ), knoterig: knoterig (Caberg), kwaad: koed (Caberg) knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || slecht gehumeurd, een slecht humeur hebbend [druilig, miezig, dof, paf, chagrijnig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, knorrig [gallig, gichtig, drollig, knorrig] [N 85 (1981)] III-1-4
sleepruim kriek: WBD/WLD  kreek (Caberg) De vrucht van de sleedoorn (snijer, slien, slekerbes, wilde pruim). [N 82 (1981)] III-4-3
slepen slepen: sleype (Caberg) Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] III-1-2
slib, rivierbodem modder: modder (Caberg), prats: pratzj (Caberg) slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)] III-4-4
sliepuit sliepuit: sliep oet (Caberg) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2