24371 |
rups |
rups:
eigen spellingsysteem
róps (Q095a Caberg)
|
rups [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (Q095a Caberg)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18119 |
ruw |
ruw:
rouw han (Q095a Caberg)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
hel:
hel (Q095a Caberg),
ruw:
rouw (Q095a Caberg)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21292 |
ruzie |
ruzing:
röizing (Q095a Caberg)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
kekelen:
keekele (Q095a Caberg)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (Q095a Caberg)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
WBD/WLD
sap (Q095a Caberg)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
WBD/WLD
sap (Q095a Caberg, ...
Q095a Caberg)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
21025 |
savooiekool |
schelk:
WBD/WLD
sjēllek (Q095a Caberg)
|
De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)]
I-7
|