33512 |
overige erwten en bonen |
hauwtjes:
kleine erwt met best
haawke (L245a Castenray)
|
erwt, soort
I-7
|
19484 |
overloop |
overloop:
aoverloeëp (L245a Castenray)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33560 |
overrijp, beurs |
buikziek:
boekziēk (L245a Castenray)
|
beurs, overrijp
I-7
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
ovvertūge (L245a Castenray)
|
overtuigen
III-1-4
|
30122 |
overwelven |
verwelven:
vǝrwølǝvǝ (L245a Castenray)
|
Een ruimte overwelven met behulp van één gewelf. 'Dalles' in het woordtype 'dalles leggen' (Q 3) is de benaming voor een soort holle bakstenen die voor vloeren worden gebruikt. De stenen worden op de bouwplaats tot vloerelementen verwerkt en na verharding op de bouwmuren gelegd. Zij geven een vlakke overdekking. Zie ook het lemma 'Holle steen' in wld ii.8, pag. 71. [N 32, 22a; monogr.]
II-9
|
24340 |
paaien |
gieten:
giēte (L245a Castenray)
|
kuitschieten
III-4-2
|
24482 |
paardekastanje |
kastanje:
kestánnie (L245a Castenray),
kastanjeboom:
kestánnieboeëm (L245a Castenray),
wilde kastanje:
wilde kestánnie (L245a Castenray)
|
kastanje || kastanjeboom || wilde kastanje
III-4-3
|
24414 |
paardenhorzel |
paardenhorzel:
paerdehorzel (L245a Castenray),
paardshors:
perdshörs (L245a Castenray)
|
paardenhorzel
III-4-2
|
24362 |
pad |
pad:
ped (L245a Castenray)
|
pad (dier)
III-4-2
|
24293 |
paling, aal |
aal:
aol (L245a Castenray),
paling:
paoling (L245a Castenray)
|
aal || paling
III-4-2
|