20954 |
riem |
riem:
rēm (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Domaniale])
|
De riem waarmee de broek wordt opgehouden en waaraan de accu van de petlamp wordt bevestigd. [N 95, 62; monogr.]
II-5
|
24512 |
riet |
riet:
rit (Q121a Chèvremont)
|
riet
III-4-3
|
20603 |
rijstebrij |
rijstbrij:
riesbrij (Q121a Chèvremont)
|
rijstebrij
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstevladem:
riestevlaam (Q121a Chèvremont),
rijstvladem:
riesvlaam (Q121a Chèvremont),
Verklw. riesvleëmsje
riesvlaam (Q121a Chèvremont)
|
rijstevla || rijstevlaai || rijstvlaai
III-2-3
|
34645 |
rijtuig met twee paarden |
tweespan:
tswęi̯špan (Q121a Chevremont)
|
Benaming voor alle rijtuigen die door twee paarden getrokken worden, in plaats van door een. [N 101, 3 + 4; L 28, 34]
I-13
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
ren’ge (Q121a Chèvremont)
|
ringen, boontjes afhalen
I-7
|
25039 |
ritselen |
rasseln (du.):
ras⁄sele (Q121a Chèvremont),
rispelen:
ries⁄pele (Q121a Chèvremont)
|
ritselen
III-4-4
|
33478 |
rode aalbes |
miemelen:
miem’mel (Q121a Chèvremont)
|
aalbes
I-7
|
20760 |
roggebrood |
pompernikkel:
póm’perniekkel (Q121a Chèvremont),
zwartbrood:
sjwats’broeëd (Q121a Chèvremont)
|
pompernikkel || roggebrood
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (Q121a Chèvremont)
|
vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|