23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefaltaar:
sintjoeëzef-altoar (Q121a Chèvremont)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
sint-jozef:
tsint joeëzef (Q121a Chèvremont)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
krei:
krai̯ (Q121a Chèvremont),
krikkelskool:
krexəlskoͅalə (Q121a Chèvremont)
|
gedeeltelijk uitgebrande kolen || sintel
III-2-1
|
24624 |
sintjanskruid |
johanneskruid:
johan’neskroed (Q121a Chèvremont)
|
johanneskruid
III-4-3
|
21143 |
sjees |
sjees:
šēs (Q121a Chevremont)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|
33550 |
sla, algemeen |
kopsalade:
kop’sjlaat (Q121a Chèvremont),
meikrop:
mai’krop (Q121a Chèvremont),
salade:
ook het gerecht
sjlaat (Q121a Chèvremont),
snijsalade:
sjnie’sjlaat (Q121a Chèvremont)
|
kropsla || kropsla, eerste || sla || snijsla
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
hōūə (Q121a Chèvremont),
slaan:
šló:a (Q121a Chèvremont)
|
slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
zeverlapje:
zeeverlepsje (Q121a Chèvremont)
|
slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20987 |
slagroom |
sahne (d.):
za’ne (Q121a Chèvremont)
|
slagroom
III-2-3
|
24378 |
slang |
slang:
sjlang (Q121a Ch?vremont)
|
slang
III-4-2
|