e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ch?vremont

Overzicht

Gevonden: 2160
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif, algemeen duif: doef (Chèvremont) duif III-4-1
duif, overige soorten kapucijner: met een brede halskraag  kapetsien’ger (Chèvremont), kroppet: krop’pet (Chèvremont), moesj: bonte duif  moesj (Chèvremont), reisduif: rees’doef (Chèvremont), sierduif: tseer’doef (Chèvremont), sprikker: gespikkelde —  sjprik’ker (Chèvremont), vale (duif): met vale kleur  vaal (Chèvremont), veldduif: veld’doef (Chèvremont) duif, naar kleur || kropduif || postduif || sierduif || veldduif III-4-1
duimstok voetmaat: vosmǫas (Chevremont), zollstock: tsǫlštǫk (Chevremont) Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.] II-12
duivin, vrouwelijke duif zij: zij (Chèvremont) duivin III-4-1
duizendblad gerf: jerf (Chèvremont), hazegerf: ha’zeejerf (Chèvremont), schaapsgerf: sjoafs’-jerf (Chèvremont) duizendblad III-4-3
duizendpoot duizendpoot: doe’zendpoeët (Ch?vremont) duizendpoot III-4-2
duizendschoon duizendschoon: doe’zendsjoeël (Chèvremont) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
durven durven: dur’ve (Chèvremont) durven III-1-4
dwarskap ondertog: oŋǝrtsøx (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Kap die in de dwarsrichting van de pijler of de mijngang wordt geplaatst. De dwarskap is extra versterkt en bestaat uit twee elementen. Zij wordt gelegd op de plaats waar vanuit een steengang een galerij wordt begonnen. Zij moet extra stevig zijn omdat, al naar gelang de hoek die de galerij ten opzichte van de steengang maakt, één of meer kappen van de galerij met één uiteinde op de dwarskap rusten. [N 95, 303; monogr.; Vwo 105; Vwo 297; Vwo 299; Vwo 352; Vwo 792] II-5
dwarsligger zwel: šwɛl (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]) Houten of ijzeren dwarsligger waarop de spoorstaven worden bevestigd. De vormen "sousguide" en "travers" worden in de Belgische mijnen voornamelijk ondergronds gebruikt, terwijl men bovengronds meestal van "bille" spreekt (Vanwonterghem pag. 202). [N 95, 709; monogr.; Vwo 132; Vwo 300; Vwo 722; Vwo 790] II-5