e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijngebouwd licht: lixt (Diepenbeek) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijnnaaister kleermaakster: klērmǭkstǝr (Diepenbeek) Naaister die fijn naaiwerk verricht. [N 62, 1c] II-7
fijt fijt: fēͅt (Diepenbeek, ... ), fä:t (Diepenbeek) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filter in de melkzeef zaandoek: zōǝndok (Diepenbeek) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
fineerzaag profielzeeg: prǫfelzēx (Diepenbeek) Zaagje met een aan beide zijden getand zaagblad, dat wordt gebruikt om fineerhout te zagen. Zie ook afb. 165. [N 53, 13a; N 53, 14; monogr.] II-12
flambouw flambouw (<fr.): flambouw (Diepenbeek), flambow (Diepenbeek), ən flamboͅu (Diepenbeek), ⁄n flambou (Diepenbeek) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] || Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flank flanken: fla.ŋkǝ (Diepenbeek) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flatting flatting: flatting (Diepenbeek) Vernis die bij voorkeur wordt gebruikt voor het grondvernissen. Daarbij wordt de flattinglaag na verharding afgeslepen zodat oneffenheden verwijderd kunnen worden en er een vlakke en tevens matte oppervlakte ontstaat. Flatting kan als grondlaag voor buiten- als voor binnenwerk worden aangewend. [N 67, 21c] II-9
flauw flauw: flaa (Diepenbeek), weps: weps (Diepenbeek), weͅps (Diepenbeek), wɛps (Diepenbeek) flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] || niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flikflooien fletsen: ook materiaal znd 23, 55  fleͅtsən (Diepenbeek), flirten: ook materiaal znd 23, 55  flitən (Diepenbeek), mouwvegen: ook materiaal znd 23, 55  mōͅwviegən (Diepenbeek) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4