e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grondpapier fondpapier: fǫntpǝpīr (Diepenbeek) Het papier dat onder het eigenlijke behang wordt aangebracht. Uit het woordtype 'gazettenpapier' blijkt dat ook krantenpapier als grondpapier werd gebruikt. Volgens de invuller uit Q 32 gebeurde dit echter alleen bij arme mensen. [N 67, 92c] II-9
grondverf grondverf: grǫnt˲[verf] (Diepenbeek) Verf die dient als ondergrond voor een dekverf. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18b] II-9
grondwerker grondwerker: grontwɛrkǝr (Diepenbeek), schieter: šītǝr (Diepenbeek) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9
groot in zijn soort kadei: kədei (Diepenbeek) iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)] III-4-4
groot kamrad kamrad: kamprǭǝt (Diepenbeek) Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26] II-3
groot rad, windrad groot rad: grut rǭǝt (Diepenbeek), windrad: węjntrǭǝt (Diepenbeek) Het van pinnen voorziene rad dat wordt gebruikt om de molenstenen met behulp van een steenreep op te heffen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [Vds 207; Jan 190] II-3
grootmoeder grand-mre (fr.): kindertaal  graameer (Diepenbeek), grootmoeder: grŏĕtmōēdər (Diepenbeek), grŏĕtmŏĕddər (Diepenbeek), grŏĕtmòjər (Diepenbeek), grŏĕtmôêr (Diepenbeek), mem: mäm (Diepenbeek), moeder: mōēdər (Diepenbeek), mòjər (Diepenbeek), môêr (Diepenbeek) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootvader ate: kindertaal; cf. Tungërse diksjënêer s.v. "I. têe"1. vader, 2. grootvader  èètèèə (Diepenbeek), grootvader: groetvâdər (Diepenbeek), grutvaodər (Diepenbeek), grutvaoər (Diepenbeek), grutvóódər (Diepenbeek), tij: kindertaal; cf. Tungërse diksjënêer s.v. "I. têe"1. vader, 2. grootvader  tèèə (Diepenbeek) grootvader [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootwerk grote stukken: (mv)  grūtǝ støkǝn (Diepenbeek) Het werk dat bestaat in het maken van grote kledingstukken zoals colberts en winterjassen. [N 59, 194b] II-7
grote boerderij boerderij: [boerderij] (Diepenbeek), geleg: gǝlēǝx (Diepenbeek), gǝlīǝx (Diepenbeek), winning: węneŋ (Diepenbeek  [(groter dan boerderij)]  ) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6