e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn van de koe hoorn: hōn (Diepenbeek), hōns (Diepenbeek), jō.n (Diepenbeek), jōn (Diepenbeek) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
hop hop: houp (Diepenbeek), hǫp (Diepenbeek), Frings  hop (Diepenbeek) hop || hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] || Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.] I-5, III-4-1
hor vliegenscherm: vligəšøͅrm (Diepenbeek) een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)] III-2-1
horens verwijderen afkappen: afkappen (Diepenbeek), horens afhouwen: hōnz ǭfhō(w)ǝn (Diepenbeek) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizontale sluitbalk van een poort sluitlat: sluǝtlat (Diepenbeek) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: ən gŏən horlōžən (Diepenbeek), ’n gōĕn hŏrlōže (Diepenbeek) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] III-1-3
hotsen jagelen: jaogələn (Diepenbeek) zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-3-1
houden houden: hâgen (Diepenbeek) houden (houwen) [ZND m] III-1-2
houden van gaarne zien: hĕm gîan zien (Diepenbeek), imant gjan zīn (Diepenbeek), houden van: heei huilt vuel va vaoer en moer, va Pa en Ma, va nunk en Taant, va ne meester en va ne geboer, va ne schreünwèrker (Diepenbeek), hēe hy(3)̄lt v"l va vōͅder en mūder, va pā en mā, van nūnk en tānt, va mēster en gebūr, van den timmerman (Diepenbeek), hēe hylt voil va vōͅeder en muder, va pā en mā, van nunk en tānt, va mēster en gebur, van den timmerman (Diepenbeek), van imand veul hagen (Diepenbeek), vəjl van imant hāgən (Diepenbeek) Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] III-3-1
houder van slachtvee vetter: vętǝr (Diepenbeek) [N 3A, 77d] I-11