id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
29109 | innemen | innemen: ennimǝn (Diepenbeek) | Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW] II-7 |
25607 | inschieten | indoen: endūn (Diepenbeek), inschieten: enšȳtǝn (Diepenbeek), ęjnšȳtn (Diepenbeek) | Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1 |
30723 | inschuren | afpuimen: ǭfpǫwmǝ (Diepenbeek) | Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b] II-9 |
25236 | inslaan, van de bliksem gezegd | de bliksem is ingeslagen: den donner is ejngeslaage dən doͅnər es eͅjngəsloͅgə (Diepenbeek), inslaan: einslön e͂ͅĭnslø͂ͅn (Diepenbeek) | inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4 |
34001 | inspannen | inspannen: enjspanǝ (Diepenbeek), voorspannen: vørspanǝ (Diepenbeek) | Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10 |
28556 | interen | voorraad verbruiken: vø̄rroat vǝrbrø̜jkǝ (Diepenbeek) | Het aanspreken van de voorraad voedsel door de bijen, die in wintertros bij elkaar hangen. [N 63, 54c] II-6 |
23605 | introïtus | introtus (<lat.): introïtus (Diepenbeek) | De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3 |
28638 | invoederen | opvoederen: opvoj.ǝrǝn (Diepenbeek) | Het voeren van de bijen met suiker, suikerwater of voederhoning, voordat de winter begint. [N 63, 110a; monogr.] II-6 |
28634 | inwinteren | inwinteren: ęjnwęjntǝrǝn (Diepenbeek), opzetten: opzɛtǝn (Diepenbeek) | Het gereedmaken van de bijen door de imker voor de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele volk. Meestal brengt de imker de bijen over naar een korf waarvan de raten in hetzelfde jaar zijn opgewerkt. Hij voorziet ze van voedsel en probeert ze tegen de ergste kou te beschermen. Met een rolletje stro omwonden met wilgebast, een plankje of schuifje sluit de imker het vlieggat af. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het het beste is de bijen in de wintertijd zoveel mogelijk met rust te laten. Zelf zorgen ze voor de vereiste temperatuur in de woning tijdens de winterperiode. In deze periode vertragen de functies van de bijen, maar er is geen sprake van een echte winterslaap. [N 63, 107a; N 63, 107b; N 63, 108a; N 63, 108b, Ge 37, 190; monogr.] II-6 |
22328 | inzet bij het spel | inzet: einzet (Diepenbeek), zaad: Wier innn? Iech höb mènne zooëd al trög Weeral een knikker. Ik heb al mijn inzet terug. zooëd (Diepenbeek) | het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)] || Inzet. III-3-2 |