28682 |
kolbtoestel |
kolber:
kolpǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Apparaat om de honing in de raat los te maken, voordat men gaat slingeren. Het is zwaarder dan de ericaborstel, de pennen ervan zijn steviger en er wordt vlugger mee gewerkt. Ook dit toestel wordt voor gebruik verhit in warm water. [N 63, 125b; N 63, 125a; monogr.]
II-6
|
31244 |
kolengat |
kolenkot:
kōlǝnkut (Q071p Diepenbeek)
|
De plaats onder het smidsvuur waar de smeedkolen opgeslagen werden. Zie ook afb. 6. [N 33, 27]
II-11
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
grōs (Q071p Diepenbeek),
grø̄s (Q071p Diepenbeek),
koolgruis:
kōͅlgrø͂ͅs (Q071p Diepenbeek)
|
gruis van kolen [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
schop:
šoͅp (Q071p Diepenbeek)
|
kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
26382 |
kolk |
kolk:
kǫlǝk (Q071p Diepenbeek)
|
De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81]
II-3
|
31412 |
kolomboormachine |
kolomboormachine:
kǫlǫmbōrmǝšin (Q071p Diepenbeek)
|
Stationaire boormachine waarbij de boorhouder beweegbaar op een kolom gemonteerd is. Het werkstuk kan bij deze boormachine in een, vaak in hoogte verstelbare, boortafel worden vastgeklemd. De kolomboormachine wordt vooral voor zwaar en zuiver boorwerk gebruikt. Zie ook afb. 122. Het betreft daar een kolomboormachine die met de hand wordt aangedreven. [N 33, 123]
II-11
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
een kolonel (Q071p Diepenbeek),
inne kôlonnèl (Q071p Diepenbeek),
koronel:
koͅrnel (Q071p Diepenbeek),
kərnäl (Q071p Diepenbeek)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33026 |
kolven afstropen |
repen:
repen (Q071p Diepenbeek)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|
19615 |
kom |
komp:
komp (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komen (Q071p Diepenbeek)
|
komen [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|