34608 |
onderbak |
bak:
bak (Q071p Diepenbeek
[(hing aan de linkerzijwand van de kar)]
)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
18401 |
ondergoed |
onderdingen:
onnerdénge (Q071p Diepenbeek),
oͅnərdeͅngə (Q071p Diepenbeek),
ondergoed:
ondergoed (Q071p Diepenbeek)
|
ondergoed || Ondergoed, het algemene, gewone woord voor de onderkleding. [N 114 (2002)] || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
breken:
brīǝkǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫnǝrhǭm (Q071p Diepenbeek)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
commercen (<fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
kəmeͅrsə (Q071p Diepenbeek),
onderhandelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅnərhānəl’n (Q071p Diepenbeek)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
humme (Q071p Diepenbeek),
onderlijf:
oͅnərlēͅf (Q071p Diepenbeek),
voorlijfje:
vərleͅfkə (Q071p Diepenbeek)
|
hemd || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderkiel:
syn. onnerrok.
onnerkiel (Q071p Diepenbeek),
onderkleed:
onnerkleed (Q071p Diepenbeek)
|
onderjurk || onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31619 |
onderkapper, nietenkapper |
hoefkrabber:
hūfkre̜bǝr (Q071p Diepenbeek),
krabber:
kre̜bǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Soort beitel waarmee men onder de hoefnagel een kleine uitholling in de hoef maakt, om daarin de omgebogen niet te slaan. Zie ook afb. 233. [N 33, 373; N 33, 380]
II-11
|
29059 |
onderkraag |
revers:
rǝvē̜r (Q071p Diepenbeek)
|
Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b]
II-7
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpulf:
høi̯tpøͅlf (Q071p Diepenbeek),
høtpøͅlf (Q071p Diepenbeek)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|