e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betonmolen betonmolen: [beton]mø̄lǝ (Diepenbeek) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9
betonzand kiezel: kīzǝl (Diepenbeek) Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48] II-9
betrappen traperen (<fr.): trap[i}ērən (Diepenbeek), trapeeren (Diepenbeek), trapèèrən (Diepenbeek), verrassen: verrāsen (Diepenbeek) betrappen [ZND 32 (1939)] || een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) overlopen: de louch euverleupt  də loͅux ø̄vərlø͂pt (Diepenbeek), toetrekken: .... trikt touw  trekt oͅyw (Diepenbeek) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
betten van een wonde baden: bēën (Diepenbeek), bōan (Diepenbeek), bèen (Diepenbeek) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beugeltas tas: tès (Diepenbeek) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  buk (Diepenbeek), byk (Diepenbeek), rode beuk: rui buuk (Diepenbeek), witte beuk: witte buuk (Diepenbeek) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] || Welke soorten onderscheidt U? de rode beuk [N 50 (1972)] || Welke soorten onderscheidt U? de witte beuk [N 50 (1972)] III-4-3
beukmolen bookmolen: bōk[molen] (Diepenbeek) Molen waarin vlas of hennep onder stampers tot linnen wordt gebeukt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b; Vds 15] II-3
beurs tram: tram (Diepenbeek) De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)] III-3-3
beurs, overrijp meer as rijp: mēər as rēͅp (Diepenbeek), paprijp: paprēͅp (Diepenbeek), paprijp (Diepenbeek), rijp: rijp (Diepenbeek) beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3