e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peer, soorten clapps: klaps (Diepenbeek), dubbele philippe: dobbel flippe (Diepenbeek), glassioen: glassioene (Diepenbeek), keizerin: keizerinne (Diepenbeek), lgipont (fr.): legipont (Diepenbeek), marie-louise: merielewiske (Diepenbeek), peer: peer (Diepenbeek), peir (Diepenbeek), peër (Diepenbeek), pēər (Diepenbeek), perpinpeer: perpinpeër (Diepenbeek), wijnpeer: wèènpeër (Diepenbeek), winterpeer: wèinterpeër (Diepenbeek) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
peettante paat: paot (Diepenbeek) meter (bij doopsel) III-2-2
peilmerk pegel: pęjgǝl (Diepenbeek), peilnagel: pęǝlnǭgǝl (Diepenbeek) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek pek: pę̄ǝk (Diepenbeek) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad harsdraad: āsdrōǝt (Diepenbeek), pekdraad: pę̄ǝkdrōjt (Diepenbeek), pę̄ǝkdrǭt (Diepenbeek) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
pekel pekel: pīkǝl (Diepenbeek) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip spekkuip: spɛkōp (Diepenbeek), spɛkǭp (Diepenbeek) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis ijverpees: Gemeen.  ieverpeis (Diepenbeek), mus: I.b.v. mus; Algemeen.  muis (Diepenbeek), pie: Onschuldig.  pie (Diepenbeek), pieke: Onschuldig.  pieke (Diepenbeek), pin: Gemeen.  pin (Diepenbeek), pisje: Onschuldig.  pieske (Diepenbeek), stompje: Onschuldig.  stumpke (Diepenbeek) [N 10c (1995)] III-1-1
pennen, angen ingeangd: ęjngǝaŋt (Diepenbeek) De sluisstijlen met behulp van angen aan de sluisbalk en de slagdorpel bevestigen. De sluisstijlen worden daartoe van een spits uiteinde voorzien, dat in een daarmee overeenkomend gat in de sluisbalk en de slagdorpel ingelaten kan worden. Het lemma bevat uitsluitend predicatief gebruikte voltooide deelwoorden. [Vds 37; Jan 33] II-3
pennenhouder pennensteel: pennesteel (Diepenbeek), pennenstok: pennestek (Diepenbeek) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1