33492 |
peer, soorten |
clapps:
klaps (Q071p Diepenbeek),
dubbele philippe:
dobbel flippe (Q071p Diepenbeek),
glassioen:
glassioene (Q071p Diepenbeek),
keizerin:
keizerinne (Q071p Diepenbeek),
lgipont (fr.):
legipont (Q071p Diepenbeek),
marie-louise:
merielewiske (Q071p Diepenbeek),
peer:
peer (Q071p Diepenbeek),
peir (Q071p Diepenbeek),
peër (Q071p Diepenbeek),
pēər (Q071p Diepenbeek),
perpinpeer:
perpinpeër (Q071p Diepenbeek),
wijnpeer:
wèènpeër (Q071p Diepenbeek),
winterpeer:
wèinterpeër (Q071p Diepenbeek)
|
[ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)]
I-7
|
20415 |
peettante |
paat:
paot (Q071p Diepenbeek)
|
meter (bij doopsel)
III-2-2
|
26372 |
peilmerk |
pegel:
pęjgǝl (Q071p Diepenbeek),
peilnagel:
pęǝlnǭgǝl (Q071p Diepenbeek)
|
Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70]
II-3
|
30887 |
pek |
pek:
pę̄ǝk (Q071p Diepenbeek)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
harsdraad:
āsdrōǝt (Q071p Diepenbeek),
pekdraad:
pę̄ǝkdrōjt (Q071p Diepenbeek),
pę̄ǝkdrǭt (Q071p Diepenbeek)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
20812 |
pekel |
pekel:
pīkǝl (Q071p Diepenbeek)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.]
II-1
|
25454 |
pekelkuip |
spekkuip:
spɛkōp (Q071p Diepenbeek),
spɛkǭp (Q071p Diepenbeek)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
17717 |
penis |
ijverpees:
Gemeen.
ieverpeis (Q071p Diepenbeek),
mus:
I.b.v. mus; Algemeen.
muis (Q071p Diepenbeek),
pie:
Onschuldig.
pie (Q071p Diepenbeek),
pieke:
Onschuldig.
pieke (Q071p Diepenbeek),
pin:
Gemeen.
pin (Q071p Diepenbeek),
pisje:
Onschuldig.
pieske (Q071p Diepenbeek),
stompje:
Onschuldig.
stumpke (Q071p Diepenbeek)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
26354 |
pennen, angen |
ingeangd:
ęjngǝaŋt (Q071p Diepenbeek)
|
De sluisstijlen met behulp van angen aan de sluisbalk en de slagdorpel bevestigen. De sluisstijlen worden daartoe van een spits uiteinde voorzien, dat in een daarmee overeenkomend gat in de sluisbalk en de slagdorpel ingelaten kan worden. Het lemma bevat uitsluitend predicatief gebruikte voltooide deelwoorden. [Vds 37; Jan 33]
II-3
|
21415 |
pennenhouder |
pennensteel:
pennesteel (Q071p Diepenbeek),
pennenstok:
pennestek (Q071p Diepenbeek)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|