32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜x (Q071p Diepenbeek)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
aangehoogde rij:
ǭǝngǝhȳgdǝ ręi̯ (Q071p Diepenbeek)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
29078 |
rugband |
rugband:
rugband (Q071p Diepenbeek)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
17640 |
ruggengraat |
strang:
strank (Q071p Diepenbeek)
|
Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
knook:
knook (Q071p Diepenbeek),
knots:
knots (Q071p Diepenbeek)
|
Wervel van de ruggegraat (welver). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
rugnet:
rø̜xnęt (Q071p Diepenbeek),
vliegennet:
[vliegennet] (Q071p Diepenbeek)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
rø̜xrī.m (Q071p Diepenbeek)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
29076 |
rugsplit |
rugsplit:
rugsplit (Q071p Diepenbeek)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruizele (Q071p Diepenbeek)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
17737 |
ruiken |
rieken:
rekən (Q071p Diepenbeek),
rikken (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek),
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
i, i: (Q071p Diepenbeek)
|
rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || ruiken [ZND m]
III-1-1
|