e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slingeren slingeren: slęŋǝrǝn (Diepenbeek) Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.] II-6
slingerhoning slingerhoning: sle.ŋǝrhōǝ.neŋ (Diepenbeek), slęŋǝrhōneŋ (Diepenbeek) Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
slinken, minder worden rijzen: reizən (Diepenbeek), slinken: sleinkən (Diepenbeek) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip lemp: lemp (Diepenbeek), slip: hummesslip (Diepenbeek), hyməslep (Diepenbeek), slip (Diepenbeek), vaan: b.v. de vaon stikt oat, t is körremes.  vaon (Diepenbeek) Afhangend einde van een kledingstuk [slip, klamp] [N 114 (2002)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] || hemdsslip || slip van jas || vlag -> hemdslip uit broek III-1-3
slip-over dbardeur (fr.): debardør (Diepenbeek), overgooier: øvərgujər (Diepenbeek) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] || trui zonder mouwen III-1-3
slipjas pinjas: syn. Batseklatser, zwelleverstat.  penjas (Diepenbeek), pitteleer (<fr.): syn. batseklatser.  pitteleër (Diepenbeek), zwaluwstaart: zweͅləvərstat (Diepenbeek), syn. batseklatser.  zwelleverstat (Diepenbeek) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || pandjesjas III-1-3
slipjas: spotnamen batsenklatser: syn. Penjas, pitteleër, zwelverstat. Zie ook afb. p.36.  batseklatser (Diepenbeek), slakkensteker: slàkkesteker (Diepenbeek), [Oorsp. ingevoerd onder 151 "rokkostuum"]  slekkesteker (Diepenbeek) de jacquet-jas (slipjas, billetikker?) [N 59 (1973)] || het jacquet-jas (slipjas, billetikker) [N 59 (1973)] || pandjesjas III-1-3
slobben fratselen: fratsǝlǝn (Diepenbeek) Te veel of overbodige ruimte hebben of niet goed aansluiten, gezegd van schoenen. [N 60, 30b; N 60, 30c] II-10
slobben [wld ii.10, p. 58] fratselen: fratselen (Diepenbeek) Hoe zegt u: De schoen zal te veel overbodige ruimte hebben (slobben?) [N 60 (1973)] III-1-3
slobkous get: gèt (Diepenbeek), overschoen: euversjoen (Diepenbeek) korte slobkous op herenschoen || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3