19804 |
spiegel |
spiegel:
spiegel (Q071p Diepenbeek)
|
De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a]
II-7
|
30778 |
spiegelglas |
spiegelglas:
spīgǝlglǭs (Q071p Diepenbeek)
|
Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g]
II-9
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
spiertje trekken (Q071p Diepenbeek)
|
loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
achter de haagschool gaan:
a:chtər də ha:chsjo:l goͅn (Q071p Diepenbeek),
haagschool houden:
ho:chsjuəl ha:gən (Q071p Diepenbeek)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|
18202 |
spijkerbroek |
jeans:
ẓe.ns (Q071p Diepenbeek),
punaisebroek:
pønɛ.zəbrok (Q071p Diepenbeek)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
33133 |
spikken |
spiktarwe:
spe.ktɛrǝf (Q071p Diepenbeek)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24379 |
spin |
spin:
spaĕn (Q071p Diepenbeek),
speͅn (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
spɛn (Q071p Diepenbeek)
|
huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND], [Willems (1885)] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33588 |
spinazie |
spinaze:
spenaoide (Q071p Diepenbeek)
|
I-7
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spęnǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
speͅnəjəwiəf (Q071p Diepenbeek),
spɛnəgəwiəf (Q071p Diepenbeek)
|
spinnenweb [RND] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|