e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tegen de bal schoppen schoppen: šopn (Diepenbeek), sjotten: sjotten (Diepenbeek), šŏtten (Diepenbeek), stampen: stampn (Diepenbeek) Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)] III-3-2
tegen het doek jagen opkleden: opklę.ǝn (Diepenbeek) Vroegere methode van zwermverhindering. Men doekt de korf op en sluit het vlieggat, alsof men wil afjagen. De bedoeling is dat de koninginnepoppen in de doppen afsterven, doordat zij op het weke achterlijf rusten en in elkaar zakken bij het kloppen. Het is geen afdoende manier om het zwermen te verhinderen. [N 63, 96b; monogr.] II-6
telefoon telefoon: tilləfon (Diepenbeek) het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)] III-3-1
telefooncel telefoonkotje: tilləfonkotjə (Diepenbeek) het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)] III-3-1
telegram telegram: tilləgram (Diepenbeek) een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)] III-3-1
telen, verbouwen kweken: kwēkǝ (Diepenbeek), telen: tęi̯lǝ (Diepenbeek) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
temperen verf mengen: vęrǝf męŋǝ (Diepenbeek) Het vermengen van de droge verfstoffen met olie. [N 67, 26a] II-9
tempermes mes: mɛs (Diepenbeek) Dun, meer of minder veerkrachtig, geheel plat mes met afgerond uiteinde. Het tempermes wordt door de schilder gebruikt om kleine hoeveelheden verf te mengen en om gewreven verf van de wrijfsteen af te schrapen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Olieverf'. [N 67, 26f] II-9
ten offer gaan ten offer gaan: ten offer goan (Diepenbeek) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] III-3-3
tenenklauw tenen (mv.): tiŋǝ (Diepenbeek) Hoef van een varken. [JG 1a] I-12