e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uithalen van de doorslagsteken steek uitdoen: stik ǭtdøn (Diepenbeek) Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b] II-7
uitkomen uitkomen: ǭ.tkō.mǝ (Diepenbeek) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitkomen van het broed openbijten: ōpǝnbęj.ǝtǝ (Diepenbeek), uitlopen: ojtlōpǝn (Diepenbeek) Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47] II-6
uitleggen uitleggen: ǫwtlęgǝn (Diepenbeek), ǭtlɛgǝn (Diepenbeek) Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7
uitmaken wie mag beginnen aftreden: Om beurt hun voet zetten en de voet plaatsen recht, dwars of met de punt. Wie laatst zijn voet kon plaatsen mocht als eerste kiezen.  aoftreë`n (Diepenbeek), grommelen: ve zulle grommelen wĕe joͅs is (Diepenbeek), uitstoten: uitstoeten (Diepenbeek), zaaien: Vgl. Diepenbeek Wb., pag. 258: zên, zaaien?  ve zylən tjoste zaën (Diepenbeek) Afpassen. || Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitneembaar frontje borstje: boske (Diepenbeek), borstlap: boslap (Diepenbeek), boslep (Diepenbeek) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen voor een begrafenis bidden: beeen (Diepenbeek), bēən (Diepenbeek), biēən (Diepenbeek) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitschelden schampen: op imant šampən (Diepenbeek), uitmaken: imand outmōͅken (Diepenbeek), uitschijten: plat of gemeen  outsjēten (Diepenbeek), verwijten: imant vərwēͅtən (Diepenbeek), verwēten (Diepenbeek) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitschieten botten: bǫtǝ (Diepenbeek) De in bundels gebonden, gesorteerde grauwe wissen worden in het najaar met de onderzijde in water of in een modderige greppel gezet. Het ɛuitschietenɛ is het in het voorjaar uitlopen van twijgen op de geplante bussels. Het uitschieten zorgt ervoor dat de schors van de wis los gaat en eenvoudig verwijderd kan worden. De uitloper zelf wordt in Neeritter (L 321) scheut (šø̄t) genoemd.' [N 40, 25] II-12
uitslag vertonend brandig: bręnǝx (Diepenbeek) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12