22343 |
uitsliepen |
uitsliepen:
Sliep, sliep, oer slip stikt oat: t is körremis.
oatsliepe (Q071p Diepenbeek)
|
Uitjouwen (met twee wijsvingers over elkaar wrijven als teken van leedvermaak).
III-3-2
|
30703 |
uitsoppen |
uitverven:
ø̜jt˲vęrvǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De verfpot helemaal leegverven. [N 67, 64c]
II-9
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ǭtspanǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling van het allerheiligste:
oatstelling van `t allerheiligste (Q071p Diepenbeek)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34590 |
uitstekende delen van de trekschei |
toppen:
topn (Q071p Diepenbeek
[(enkelv top)]
)
|
De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c]
I-13
|
17705 |
uitwerpselen |
stront:
stront (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28560 |
uitwerpselen van de bij |
voorjaarsbruin:
vø̄rjǭrsbrǫwn (Q071p Diepenbeek)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
21133 |
uitwijken |
afzetten:
aofzett⁄n (Q071p Diepenbeek),
ǭ.f˲zętǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] || met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
I-10, III-3-1
|
31792 |
uitzagen |
uitzegen:
ǫwt˲zēgǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Gedeelten uit het hout wegzagen om er zo versieringen in aan te brengen. Het aanzagen wordt meestal met behulp van een decoupeerzaag gedaan. Zie ook dat lemma. [N 53, 23a]
II-12
|
30051 |
uitzetplanken |
latten:
latǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|