e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vazelzeug vazelzoog: vǭǝ.zǝlzō.x (Diepenbeek) Zeug die men in de wei laat lopen, zonder ze te willen vetmesten of voor de fok te gebruiken. Volgens de informant van Q 158a wordt dit varken in reserve gehouden als fokzeug. Het WNT (XVIII p. 956 s.v. vazelvarken) geeft als eerste betekenis "fokvarken" en als tweede "mager varken". Een vazelvarken wordt ook wel met opzet schraal gevoerd om het voor het fokken te gebruiken, naderhand ook om het gedurende de winter in leven te houden en dan tegen het voorjaar te gaan mesten (z. WNT XVIII p. 952 s.v. vazel III 3). [JG 1c, 1d, 2c; NE 2.I.8; N C, Q 111 add.; monogr.] I-12
vechten vechten: fae:xtn (Diepenbeek) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
vechthaan soorthaan: sō.thō.n (Diepenbeek) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vee beesten: bii̯stǝ (Diepenbeek), bīstǝ (Diepenbeek), vee: (Diepenbeek) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
vee fokken kweken: kweken (Diepenbeek), kwekǝn (Diepenbeek) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hāgǝn (Diepenbeek), voor de melk houden: voor de melk houden (Diepenbeek) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veearts artist: artes (Diepenbeek) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veegvast niet afgaan: nīt˱ af˲gǭn (Diepenbeek) Gezegd van verf die na droging bij aanraking niet afgeeft. [N 67, 75c] II-9
veel te grote schoen fratselschoen: fratselsjoen (Diepenbeek) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
veel te wijde broek holbroek: huəlbrok (Diepenbeek) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3