e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vergiet zij: zei (Diepenbeek) vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)] III-2-1
vergulden vergulden: vǝrgølǝ (Diepenbeek) Het bedekken van een oppervlak met een goudlaagje uit bladgoud of goudpoeder. [N 67, 81a] II-9
vergulden, verzilveren vergulden: vǝrgølǝ (Diepenbeek), verzilveren: vǝrzelvǝrǝ (Diepenbeek) Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.] II-9
verhalfzolen halflappen zetten: halflɛp zɛtǝn (Diepenbeek) De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a] II-10
verharde weg kasseiweg: kəseiwéég (Diepenbeek) een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)] III-3-1
verhogen opslaan: ps. omgespeld volgens Frings.  oͅpgəslōͅgən (Diepenbeek), oͅpsløn (Diepenbeek) verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)] III-3-1
verhoren verhoren: vərheurən (Diepenbeek) iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)] III-3-1
verkeerd liggen in een wrong liggen: in een wrong liggen (Diepenbeek) Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49] I-11
verkering hebben caresseren: kerseejre (Diepenbeek), kerseër’n (Diepenbeek), kreseër’n (Diepenbeek) verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)] || vrijen III-2-2
verkleumd verstijfd: versteͅft (Diepenbeek) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2