21594 |
borg blijven |
borg blijven:
bøͅrg blēͅve voͅr īmand (Q071p Diepenbeek),
bərg blèvən vər īemand (Q071p Diepenbeek),
doffe u
burg blijven (Q071p Diepenbeek)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
borrel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
borrel (Q071p Diepenbeek),
boͅrəl (Q071p Diepenbeek),
dikkop:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dikkop (Q071p Diepenbeek),
drupje:
dröpke (Q071p Diepenbeek),
kleine, een -:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
’n klēnen (Q071p Diepenbeek)
|
borrel || druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
broddelen:
broddələn (Q071p Diepenbeek)
|
door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19563 |
borrelglaasje |
drupje:
drøpkə (Q071p Diepenbeek)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫs (Q071p Diepenbeek)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
31620 |
borstel voor paardenhoeven |
blinkborstel:
bleŋk˱bǫsal (Q071p Diepenbeek)
|
Borstel voor het insmeren van de paardenhoeven met hoefsmeer, afgewerkte of verbrande olie, etc. Zie ook het volgende lemma. [N 33, 216]
II-11
|
17578 |
borstelig haar |
borstel:
bossel (Q071p Diepenbeek)
|
Borstelig haar (stekelhaar, pinhaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17631 |
borsten |
tetten:
tette (Q071p Diepenbeek),
tetten (Q071p Diepenbeek)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
ich heͅb enne kā op e bost (Q071p Diepenbeek)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-1
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bǫsnęt (Q071p Diepenbeek)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|