28594 |
carbollap |
carbollap:
carbollap (Q071p Diepenbeek)
|
Flanellen lap die vochtig is gemaakt in een oplossing van carbol en water. Het is een goed middel om de bijen te kalmeren, het nadeel van de lap is de stank. [N 63, 73d]
II-6
|
22828 |
carnaval |
carnaval:
Syn. vesloved.
karneval (Q071p Diepenbeek)
|
Carnaval.
III-3-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
carnavalstoet:
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
carnavalstoet (Q071p Diepenbeek)
|
de optocht met carnaval [cavalcade] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22678 |
castagnetten |
kleppers:
kleppers (Q071p Diepenbeek)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33749 |
castreren |
boeten:
bytǝ (Q071p Diepenbeek),
bøtǝ (Q071p Diepenbeek),
pitsen:
petsǝ (Q071p Diepenbeek),
snijden:
snē̜.ǝ (Q071p Diepenbeek),
snęǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
18431 |
ceintuur |
band:
baand (Q071p Diepenbeek),
ceintuur:
ceintuur (Q071p Diepenbeek)
|
Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)]
III-1-3
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmɛnt (Q071p Diepenbeek)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
21451 |
cent |
cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
seͅnt (Q071p Diepenbeek)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31315 |
centerpons |
dopper:
dǫpǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.]
II-11
|
25313 |
centiare, maat van 1 m2 |
centiare:
centiaar (Q071p Diepenbeek)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|