e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen hommelen: hommele (Dieteren), hummele (Dieteren) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk hommelkoppen: hûmmelköp (Dieteren) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx hommel: hommel (Dieteren), hummel (Dieteren) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
dood (bn.) dood: doad (Dieteren), doèt (Dieteren), (Fr. oi).  doid (Dieteren) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodskleed doodskleed: heel lang met zwarte strik aan de hals  doidskleid (Dieteren), doodsmantel: doodsmantel (Dieteren) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doof doof: douf (Dieteren) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien dooien: (Franse oi).  doije (Dieteren), t slaakt]: dôâi (Dieteren), geit oaf (Dieteren) dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
doop doop: duip (Dieteren) doop [SGV (1914)] III-3-3
doopvont doopvont: doupfont (Dieteren) doopvont [SGV (1914)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: doorein (Dieteren) dooreen [SGV (1914)] III-4-4