18018 |
hoesten |
hoesten:
hooste (L431p Dieteren)
|
kuchen [SGV (1914)]
III-1-2
|
29817 |
holle steen |
holle bouwsteen:
h ̇ōlǝ b ̇uštęjn (L431p Dieteren)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
19784 |
hond |
hond:
hontj (L431p Dieteren)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hondskoij (L431p Dieteren),
hundskooi (L431p Dieteren)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L431p Dieteren)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
huit (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren),
kop:
kop (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren),
kòp (L431p Dieteren),
köp (L431p Dieteren)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18187 |
hoofddoek |
hoofddoek:
hautjdook (L431p Dieteren)
|
hoofddoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
køsə (L431p Dieteren)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
33932 |
hoofdstel |
hoofdsel:
hø̜tšǝl (L431p Dieteren)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|